
De approval rates van deze week vatten de race voor de presidentsverkiezingen perfect samen. Obama scoort 46%, Romney 48%. Of was het andersom? Het maakt weinig uit: het verschil ligt al tijden binnen de foutmarge van de peilingen. Biden en Ryan in de afgelopen week niet het verschil kunnen maken. Op zichzelf is dat geen verrassing, want het televisiedebat tussen de running mates heeft geen groot gewicht; er kijken maar weinig mensen naar. Maar tegenwoordig lijkt vrijwel alles van belang: we zijn inmiddels twee jaar bezig en $ 2 miljard aan campagneuitgaven verder, en er is nog niets beslist. Sterker nog: er zit nauwelijks beweging in de campagne. Deze presidentsverkiezingen zijn anders dan anders. De race gaat al zo lang nek aan nek, dat het vreemd genoeg nauwelijks meer spannend is.Too close too call
We weten al een tijd dat de uitslag waarschijnlijk too close to call zal zijn en dat verkiezing in één of twee swing states bepaald wordt. Tegelijk valt over de uitkomst niets zinnigs te zeggen. De voorstanders van Obama denken dat het Obama wordt, de voorstanders van Romney weten zeker van niet. De kleinste details worden daarom aangegrepen om nieuws te maken. Zo heeft Romney na het televisiedebat van vorige week de lead genomen in een aantal swing states waar Obama in 2008 won van Kerry en tot nu toe voor stond in de peilingen. Dat lijkt interessant, maar de marges zijn zo klein dat het net zo goed kan gaan om een meetfout in de peilingen. Bovendien staat Obama in een aantal andere swing states wel degelijk voor in de peilingen, en kan hij volgende week bij een ander debat vrij gemakkelijk weer een kleine voorsprong nemen.
Kleine groep
Zoals het er nu naar uitziet, bepaalt een kleine groep van vijf tot tien procent van de kiezers wie er gaat winnen in november. Een kleine groep kiezers zweeft nog: zij maken de komende weken hun keuze maken; sommigen pas op het allerlaatste moment. Dan zijn er mensen die nu zeggen voor Obama of Romney te gaan stemmen, maar die uiteindelijk niet gaan of toch op een ander stemmen. En 2% van de kiezers is indirect van belang: die stemmen niet voor Romney of Obama, maar voor een andere kandidaat. De vraag is hoe dat zo gekomen is. Waarom scoort Obama zo slecht? En waarom weet Romney daar geen gebruik van te maken? Wat betekent de deadlock in deze campagne en de presidentsverkiezingen eigenlijk voor het politieke systeem? En waarom is er geen serieus alternatief voor Obama en Romney?
Herverkiezing
Obama, zoveel is wel duidelijk, is een weinig geliefde president. Zijn eerste termijn, die zo hoopvol begon, heeft niet opgeleverd wat Amerika er van verwachtte: alles zou anders worden. Maar er is maar weinig veranderd. Het belangrijkste, dat blijkt ook uit de huidige approval rates, is wel het feit dat Obama de economie tegen heeft. Het is natuurlijk de vraag of hij daar wel iets aan kan doen, maar vooral het feit dat de werkloosheid maar niet wil dalen, wordt hem aangerekend. Dat klopt met het onderzoek naar de herverkiezing van zittende leiders. Daaruit blijkt dat er verschil is tussen linkse en rechtse leiders. Rechtse leiders worden door hun kiezers uit de middenklasse afgerekend op lage bedrijfswinsten en vooral op hoge inflatie, omdat de waarde van vermogen daardoor daalt. Linkse leiders zijn afhankelijker van werknemers en worden dus veel meer afgerekend op banen en inkomens. Afgelopen week werd er dan ook druk gespeculeerd op een voordeeltje voor Obama, omdat de werkloosheid wat harder daalde dan verwacht. Maar die werkloosheid is nog veel te hoog om Obama voordeel op te leveren; het gaat wel iets beter, maar nog niet goed.
It’s not only the economy, stupid
Bovendien is economische groei wel van invloed, maar niet allesbepalend. De kandidaten richten zich op kiezersgroepen die goede redenen hebben om op hem te stemmen. Een belangrijke factor is religie. Alle Mormonen zullen bijvoorbeeld hun geloofsgenoot Romney kiezen. Maar dat is maar een kleine kiezersgroep. Ook de evangelische protestanten, ongeveer een vijfde van de stemmen, zullen Republikeins stemmen. Om hen te bedienen heeft Romney gekozen voor Ryan als running mate: een onversneden conservatief met een duidelijke rechtse agenda voor family values en abortus. Maar niet alle protestanten zijn Republikeins: zwarte kerken en veel mainline protestanten zullen Obama stemmen. Romney heeft dus nog andere groepen nodig: de katholieken, bijvoorbeeld. In de grootste kerk van de Verenigde Staten is men zeer verdeeld. De katholieke middenklasse kiest, net als de evangelischen, tegenwoordig voor de Republikeinen. Zo heeft kardinaal Tim Dolan zich uitgesproken voor de GOP in een gebed en zegen voor hun conventie, tot grote woede bij de Democraten, traditioneel de grootste partij onder de katholieken. De grote vraag is: wat zullen de katholieke Latino’s doen, die in 2008 nog massaal voor Obama kozen?
Polarisatie
De debatten binnen religieuze groepen laten zien dat de Amerikaanse politiek vooral extreem gepolariseerd is. Het gaat in november niet alleen om een positieve, maar vooral ook om een negatieve keuze. Twijfelende Democratische kiezers en naar links neigende onafhankelijken zien Romney niet als een redelijk alternatief voor Obama, al probeert hij steeds meer te poseren als man van het midden, een niet al te rechtse Republikein. Aan de andere kant zullen twijfelende Republikeinen of tegen de GOP aanschurkende onafhankelijken niet snel kiezen voor nog vier jaar Obama. Dat is te danken aan de campagnes die gevoerd worden. De kandidaten worden midden in hun eigen kiezersgroep gepositioneerd, defensief, gericht op het vasthouden van de voter base. Vervolgens is de strategie om de tegenkandidaat en de tegenpartij zwart te maken; niet om kiezers van de tegenpartij te winnen, maar om eigen kiezers vast te houden. Dat leidt er toe dat de kandidaten beiden onaantrekkelijk worden. Niet alleen voor het eigen electoraat, maar ook voor de onafhankelijke kiezers in het midden.
Verdeeldheid
Die verdeeldheid is terug te vinden in de approval rates. Obama scoort een approval van tegen de 50%, maar minder dan een derde is echt op zijn hand. Aan Romney’s kant is het niet veel beter. Daar kiest ruim een kwart van de kiezers echt volmondig voor hem; de rest is vooral tegen Obama. De verdeeldheid in de VS is verder gegroeid. Het is Obama niet gelukt een president van alle Amerikanen te worden. Washington zal er daarom niet harmonieuzer op worden na de verkiezingen, ongeacht wie er verkozen wordt. Obama kampt nu al met een Republikeinse meerderheid onder leiding van Eric Cantor in het Huis van Afgevaardigden; in de senaat zal Romney waarschijnlijk tegen een Democratische meerderheid aanlopen, als hij wint. Dat is geen wenkend perspectief. Zowel het Huis als de Senaat kan de presidentiële maatregelen blokkeren die nodig zijn om de economie aan de praat te krijgen — volgens de Republikeinen lastenverlichting, naar Democratisch inzicht overheidsuitgaven.
Alternatief
Maar waarom dient zich geen redelijk alternatief aan voor Romney en Obama, als beiden zo impopulair zijn en de polarisatiestrategie niet werkt? Er zijn maar een paar kandidaten die nog wat stemmen zullen trekken, gezien de peilingen nu twee of drie procent. Gary Johnson, voormalig gouverneur van New Mexico en een van de kandidaten voor de Republikeinse nominatie tegenover Romney, is daarvan de belangrijkste. Hij is de kandidaat van de Libertarian Party, die economisch rechts is en cultureel progressief, en daarmee zowel een alternatief voor de Republikeinen als voor de Democraten. Maar Johnson krijgt in de polls weinig voor elkaar. Hij komt niet eens in aanmerking voor deelname aan de televisiedebatten, waarvoor je in de peilingen minimaal 15% moet halen. Hij blijft daarmee ver achter bij Ross Perot, die in 1992 als de meest succesvolle onafhankelijke kandidaat bijna een vijfde van de stemmen wist te winnen. Daarmee bereikte Perot nog niets, want uiteindelijk won hij geen enkele staat.
Systeem
Dat is het vreemde van het Amerikaanse systeem. Eigenlijk kan het niet anders dan dat er een tweestrijd ontstaat tussen de kandidaten van de gevestigde partijen. Het getrapte kiesstelsel maakt het uitdagers vrijwel onmogelijk er tussen te komen. In de eerste ronde wordt per staat gestemd. Nadat alle stemmen geteld zijn, moet er nog een keer gestemd worden: door de kiesmannen. Hoe groter de staat, hoe meer kiesmannen die heeft; in de meeste staten stemmen alle kiesmannen voor de winnaar van de verkiezingen in die staat. Krijgt geen enkele kandidaat in de tweede ronde een meerderheid, dan kiest het Huis van Afgevaardigden de president. De laatste die in de tweede ronde stemmen wist te krijgen was de aartsconservatieve zuidelijke Democraat George Wallace in 1968. Hij won met slechts 10 miljoen stemmen 42 kiesmannen. Hij hoopte dat er in de tweede ronde geen meerderheid voor één van de kandidaten zou zijn, waarna hij door het Huis van Afgevaardigden verkozen zou kunnen worden. Die opzet mislukte, en sindsdien hebben alle kiesmannen in de tweede ronde voor Republikeinen of Democraten gestemd.
Doorbraak
Alleen een politieke systeemcrisis kan leiden tot een doorbraak. Dat gebeurde voor het laatst in de negentiende eeuw, toen de Whigs na een diepe crisis van het politieke toneel verdwenen en de Republikeinen en Democraten hun machtspositie vestigden. Dat daarvan nu geen sprake is, blijkt wel uit het mislukken van Americans Elect, een goed doordacht initiatief om het tweepartijensysteem te doorbreken met een internetverkiezing van een derde kandidaat. De initiatiefnemers kregen het met een succesvolle campagne voor elkaar om in alle staten op de lijst te komen — geen sinecure — en nodigden de Amerikaanse kiezer uit om zelf iemand te nomineren. Het idee flopte totaal. De enige bekende politicus die meedeed, de Republikein Buddy Roemer, haalde niet eens genoeg stemmen om over de gestelde kiesdrempel te komen. De kiezer is gewoon niet geïnteresseerd in systeemverandering, zo lijkt het, en veroordeelt zichzelf daarmee tot een keuze voor het minste kwaad. Het is de vraag of dit systeem zelf niet een bron van problemen is.
Verliezen
De concurrentie tussen twee gevestigde partijen bevordert langdurige polarisatie, met harde en negatieve campagnes rond de verkiezingen. Dat leidt weer tot grote politieke tegenstellingen die de machtsblokken in evenwicht houden, vooral tussen de regering en de volksvertegenwoordiging, die verlammend werken op de besluitvorming. Dat is in tijden van economische voorspoed al niet prettig, maar in tijden van crisis is het rampzalig. De enige alternatieve kandidaat die deze verkiezingen kans maakt om een rol van betekenis te spelen, is Jill Stein van de Green Party. Niet omdat ze kans maakt om te winnen, maar wel omdat ze Obama van de overwinning zou kunnen afhouden. Stein is een opvolger van de beruchte Ralph Nader, van wie gezegd wordt dat hij Al Gore twaalf jaar geleden het presidentschap kostte. Daar is veel over gezegd en geschreven; het is niet duidelijk of dat nu zo was. Maar het is niet ondenkbaar dat het deze keer wel gebeurt. Als deze verkiezingen inderdaad een nek-aan-nekrace worden, zou Stein net genoeg stemmen bij de Democraten weg kunnen halen om het verschil te maken in een swing state. Deze verkiezingen zijn niet te winnen, maar wel te verliezen.