Denken aan al die mensen

EliasOp 15 december 1944 stond hier, op de plek waar wij nu staan, een jongen. Hij heette Ton Eijgenhuijsen en hij was acht jaar oud. Zijn vader was een jaar eerder overleden na een hersenbloeding. Zijn moeder had een volkstuin aan de Uitweg, hier vlakbij. Ton was die dag met haar meegegaan. Maar Duitse soldaten hielden hen tegen. Ton en zijn moeder moesten wachten op de Haarlemmerweg. Er kwamen steeds meer mensen langs. Die moesten ook wachten van de Duitsers. Ineens kwam er een vrachtauto aan. Duitse soldaten gooiden er drie mannen uit. Uit een andere auto kwamen soldaten met geweren die de drie mannen dood schoten. Ton zou het nooit meer vergeten.

Aanslagen
De Duitsers schoten deze drie mannen neer omdat verzetsmensen de treinrails tussen Amsterdam en Haarlem, hier vlakbij, kapot hadden gemaakt. De Duitsers waren daar kwaad over, omdat de trein niet meer kon rijden; ze wilden dat verzetsmensen stopten met aanslagen op het spoor. Op dezelfde dag schoten Duitse militairen aan de andere kant van Amsterdam, aan de Tugelaweg in Oost, nog drie mannen dood: Dirk de Bruin, Jan Hendrik Faber en August van Ginkel. Ook zij werden neergeschoten omdat er een aanslag gepleegd was op een spoorlijn. In Den Haag schoten de Duitsers twaalf mannen dood. In Uitgeest werden op 15 december 1944 drie verzetsmensen doodgeschoten, in Purmerend werden nog drie mannen gefusilleerd.

Herdenking
We denken vandaag aan al die mensen. Verzetsmensen en mensen die uit wraak werden gefusilleerd. En nog veel meer mensen die in de oorlog zijn gestorven. Mensen die zomaar dood gemaakt werden. Mensen die vermoord zijn omdat ze Joods waren. Omdat ze Sinti waren. Of Roma. Omdat ze een verstandelijke beperking hadden. Of omdat ze lid waren van de communistische partij. We denken vooral aan de drie mannen die Ton Eijgenhuijsen hier bijna zeventig jaar geleden zag: Matthijs Verkuijl, Henk Verkuijl en Pieter Elias. Ze zijn niet zo maar dood gegaan. Ze gaven hun leven, omdat ze vonden dat de nationaal-socialisten weg moesten. Omdat ze vonden dat de oorlog afgelopen moest zijn.

Pa Verkuyl
Matthijs Verkuijl, of, zoals hij in het verzet heette, Pa Verkuijl, hield zich vanaf het begin van de oorlog bezig met spionage. Later ging hij onderduikers helpen. In de winter van 1943 ging hij werken bij grasdrogerij Veevita in Badhoevedorp. Al snel ging hij daar ook onderduikers helpen. Hij was de ‘ziel’ van het verzet in de Haarlemmermeer en de Bollenstreek. Hij verstopte voedselvoorraden en wapens voor het verzet. Zijn bedrijf was een schuilplaats voor verzetsmensen en andere onderduikers. En de verzetsmensen hielden op zijn bedrijf schietoefeningen. Op 24 november 1944 werd Verkuijl samen met twee zoons, twee dochters en andere verzetsmensen door de Duitse politie gearresteerd in zijn huis in Badhoevedorp.

Henk Verkuijl
Een van die mensen was ‘Kleine Henk’, de oudste zoon van Pa Verkuijl. Hij regelde auto’s en benzine voor verzetsmensen, en pleegde aanslagen. Hij stak banden van Duitse auto’s lek, en stak huizen van verraders in brand. Hij voerde overvallen uit op het distributiekantoor van Capelle aan den IJssel en het politiebureau in Delft. Vanaf augustus 1944 was Henk op de Veluwe betrokken bij het opvangen van wapens van het verzet, die de Engelsen en Amerikanen uit het vliegtuig gooiden. In oktober was hij op zoek naar andere plaatsen in Utrecht om wapens op te vangen. Toen hij bij zijn vader en moeder terug was gekomen en voor het eerst weer thuis sliep, werd hij met zijn halve familie opgepakt.

Pieter Elias
Pieter Elias werkte bij de Amsterdamse Gemeentepolitie. In de zomer van 1944 ging hij in het verzet, waar hij bekend was als ‘Harry’. Samen met zijn collega Arend Japin deed hij onderzoek. Met hulp van acht collega’s en twee ‘contacten’ op het Duitse politiebureau zochten ze uit wat de Duitse politie en soldaten deden. Dat vertelden ze aan verzetsmensen, zodat die zich konden verstoppen. Ze volgden soms ook mensen die samenwerkten met de Duitsers. Ze zochten uit wie er verraders waren, zodat de verzetsmensen hen konden uitschakelen. Pieter Elias bracht met zijn auto ook eten en wapens naar verzetsmensen in Amsterdam. Op een avond was hij vanuit Alkmaar op weg met eten. De Duitse politie hield hem aan. Hij was verraden door een geheim agent.

Gevangen
Pieter Elias werd, net als de familie Verkuijl, in Amsterdam opgesloten in de gevangenis. Op 15 december 1944 werden ze uit hun cel gehaald en op een vrachtauto gezet. Ze werden hierheen gereden. Er stonden op de Haarlemmerweg naast Ton Eijgenhuijsen inmiddels wel honderd mensen, die moesten toekijken hoe de Duitse militairen de mannen doodschoten. De soldaten lieten de mannen liggen aan de kant van de weg, zodat iedereen die langs kwam hen zag. Pas na een paar dagen werden hun lichamen opgehaald. Na de oorlog werden ze begraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal. Je kunt hun graf daar nu nog bezoeken. Op de grafsteen van Pieter Elias staat: “Alles heb je het land gegeven, je vrijheid en je jonge leven.”

Amsterdam, zondag Misericordias Domini 4 mei 2014, bij het herdenkingskruis voor Pieter Elias en Matthijs en Henk Verkuijl aan de Haarlemmerweg in Amsterdam, met kinderen van basisschool Veerkracht.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s